In deze boekband zijn vijf boeken samengebonden: twee met de hand geschreven en drie gedrukte werken. Voorin het boek staat een opmerking dat het in bezit was van de Broeders van het Heer Florenshuis in Deventer. Het boek bevat zowel een met de hand geschreven levensverhaal van de heilige Hiëronymus (die de Bijbel uit het Hebreeuws naar het Latijn vertaalde) als een gedrukte versie, geschreven door Erasmus. Verder bevat het een handgeschreven levensverhaal van de Dominicaanse prediker Sint-Vincent Ferrer en gedrukte levensverhalen van bisschop Godehardus van Hildesheim en Paulus de Heremiet.
In deze boekband zijn twee boeken samengebonden: een met de hand geschreven en een in het jaar 1490 gedrukt te Hasselt. Waarschijnlijk komt het uit het klooster Diepenveen of een van de zusterhuizen in Deventer, die nauw contact hadden met de Broeders van het Heer Florenshuis. In het Nederlands zijn levensverhalen te lezen van drie heiligen: van Sint Martinus en de apostel Jacobus (beide met de hand geschreven) en van de heilige Hiëronymus (gedrukt te Hasselt in 1490).
In een enkele boekband zijn drie boeken samengebonden: twee gedrukte kronieken en een met de hand geschreven. Het boek komt uit de bibliotheek van het Heer Florenshuis: een van de Broeders heeft met de hand opmerkingen toegevoegd.
Zowel voor- als achterin staat aan de binnenkant van deze boekband in het Latijn geschreven: “Dit boek behoort toe aan de bibliotheek die in Deventer in het Heer Florenshuis is”. Het boek is met de hand geschreven en bevat een tekst van de heilige Albertus Magnus, een ‘Verhandeling over het mysterie van de mis’.
Dit met de hand geschreven boek was een geschenk van meester Wilhelmus van Lochem aan de Broeders van het Heer Florenshuis in Deventer. Het bevat een ‘Verhandeling over de lofzang op de gelukzalige maagd Maria’ door de heilige Albertus Magnus en drie teksten van de Parijse kanselier Johannes Gerson.
Voorin dit met de hand geschreven boek staat in het Latijn geschreven: “Dit boek behoort toe aan de bibliotheek die in Deventer in het Heer Florenshuis is”. Dit boek is in het midden van de vijftiende eeuw geschreven, maar de tekst is veel ouder: de ‘Geschiedenis van de kerk van het Engelse volk’ werd oorspronkelijk geschreven in het jaar 731 door Beda. Ter versteviging van de boekband zijn voor- en achterin bladen perkament ingeplakt, afkomstig uit boeken die toen niet meer gebruikt werden.
Wat dit boek bijzonder maakt is een opmerking aan het einde in het Latijn: “Dit is met de hand geschreven door Herman Kysendael van Orsoy in Deventer in het Heer Florenshuis. Bid voor hem”. Het boek bevat vijfentwintig preken die lange tijd aan de heilige Augustinus zijn toegeschreven, maar mogelijk pas in de twaalfde eeuw zijn samengesteld door bisschop Geoffroy van Bath. De tekst staat bekend als de ‘Preken tot de broeders in de woestijn’.
Welkom in het Heer Florenshuis, wat fijn om u te zien. Komt u hier voor de collatie, of is er een andere reden
voor uw bezoek?
Welke collatie wil je horen?
Belang van boeken lezen
Er zijn mensen die niet zeker weten of het toegestaan is dat gewone burgers de Bijbel lezen,
of dat ze thuis de Bijbel in het Nederlands mogen hebben en of het toegestaan is er buiten de
kerk met elkaar erover te praten. De antwoorden op deze vragen kunnen we vinden in wat
verschillende heiligen hierover geschreven hebben.
Ten eerste is het niet alleen goed dat de mensen heilige boeken lezen, maar het is zelfs
kwalijk als zij dat niet doen. Johannes Chrysostomus werd eens aangesproken door enkele
mensen die niet wilden lezen, omdat ze geen monniken waren en omdat ze ook al de
dagelijkse zorg van een huishouden hadden. En hij antwoordde hen dat juist de mensen die in
de wereld leven geestelijke zorg nodig hebben, en dat iedereen dus moet lezen. En vele
heiligen zijn het hiermee eens. De heilige Gregorius preekte over het voorbeeld van Servulus,
die van jongs af aan verlamd was. Hij kon zijn hand niet naar zijn mond brengen of zichzelf
omdraaien. Hij kon ook niet lezen, maar van het geld dat hij bij elkaar bedelde kocht hij de
heilige boeken en hij zorgde dat vrienden hem daaruit voorlazen. En zo leerde hij toch de
Bijbel kennen, hoewel hij geen letter kon lezen. En hier kunnen nog veel meer voorbeelden
aan worden toegevoegd die bewijzen dat ook leken de Bijbel mogen lezen.
Ten tweede mag de Bijbel zeker in het Nederlands gelezen worden. Want al deze heiligen die
aanbevelen de Bijbel te lezen bedoelen natuurlijk dat dat in een begrijpelijke taal moet
gebeuren, anders heeft het geen zin te lezen. En daarbij worden de boeken van het Oude en
het Nieuwe Testament al in vertaling gelezen: het Oude Testament was oorspronkelijk in het
Hebreeuws geschreven en het Nieuwe in het Grieks Dat zegt de heilige Hiëronymus, die ze
heeft vertaald naar het Latijn. Maar ook andere talen zijn toegestaan: in Syrië heeft men de
Bijbel in de eigen taal, en net zo in Egypte, en de Russen hebben hun vertaling, en Wulfila
heeft de Bijbel vertaald voor de Goten. En toen de Heilige Geest werd uitgestort spraken de
apostelen plots in alle talen. Als er in zoveel andere talen gelezen mag worden, waarom zou
Nederlands dan niet mogen?
Ten derde, over de vraag of men buiten de kerkdienst over de Bijbel mag praten. Dit punt kan
verwarrend zijn omdat het niet is toegestaan zomaar te preken, zeker voor gewone mensen
niet. Maar eenvoudige en deugdzame vermaningen mogen altijd. Preken mag alleen in
bijzondere omstandigheden, maar als je iets goeds weet of iets deugdzaams leest, mag je dat
natuurlijk gewoon delen. Daar wordt verder over gesproken in een andere collatie. Maar
zolang er niet in het geheim en geniepig wordt gepraat, mag je elkaar zeker onderwijzen en
verbeteren. En hiermee is ook dit laatste punt beantwoord.
Over de gulzigheid
Zin hebben om te eten is heel natuurlijk: door honger onthoud je dat er gegeten moet worden
om in leven te blijven en werkzaam te zijn. Maar dit is omgeslagen naar alleen maar lekker
culinair willen eten, alsof we niet genoeg hebben aan simpel voedsel terwijl dat ons prima kan
voeden. Daardoor komen we tot wellustige begeerte en tot een overvloedigheid die de
innerlijke behoeften overstemt. Dat is dus gulzigheid: ongebreidelde honger en onfatsoenlijk
of onmatig eten.
Zo zijn er drie vormen van gulzigheid. Ten eerste is er de drang om te eten: het steeds denken
aan eten en drinken, zelfs als dat niet nodig is. Cassianus zegt hierover: ‘De gulzigaard kan
niet anders denken of spreken dan van voedsel en van zijn buik.’ Dit is gulzigheid die
voortkomt uit een gebrek aan innerlijke voldoening. De tweede vorm van gulzigheid is het
schransen en schrokken, alsof je een stel onverzadigbare hongerige wolven bent. Deze vorm
komt uit de eerste voort, dat men er zo op gebrand is om te eten dat het niet uitmaakt hoe het
smaakt, als het maar snel naar binnen kan. En dit is niet alleen onnodig, maar ook ongezond.
De derde vorm van gulzigheid ligt in driedelige onmatigheid: van tijd, van hoeveelheid en van
smakelijkheid. Onmatigheid van tijd wil zeggen dat iemand vroeg en laat en tussen de gezette
tijden door aan het eten is. Dit is ongezond en problematisch. De dokters geven aan dat het
allerlei kwalen erger maakt als er alweer gegeten wordt terwijl de vorige maaltijd nog
verteerd moet worden. En constant eten leidt af van alle belangrijke dingen, alsof je alleen
maar op aarde bent om te eten. Onmatigheid van hoeveelheid betekent meer eten dan je nodig
hebt en niet zelf weten hoeveel je nodig hebt, want niet iedereen kan met dezelfde
hoeveelheid voedsel toe. In het vijfde boek van de Institutis staat dat er geen eenvoudige regel
mogelijk is voor onthouding en dat daarom ieder voor zich moet opletten of hij echt honger
heeft of alleen maar lekkere trek. En de heilige Augustinus zegt dat wat genoeg is voor de
gezondheid bij lange na niet volstaat voor de wellust. Onmatigheid van smakelijkheid zit hem
in hoe culinair en kostbaar het eten en drinken is. De heilige Bernardus zegt daarvan dat eten
voedzaam moet zijn maar ook niet meer dan dat, want wie enkel op zoek is naar lekkernijen
krijgt er allerlei kwade eigenschappen bij.
Daarbij komen uit gulzigheid ook allerlei kwalen voort. Daarom is het zo dat tenzij je de
gulzigheid hebt overwonnen, alle andere geestelijke vorderingen steeds gevaar lopen. Dat
zeggen de heilige Gregorius en de heilige vaders, zoals Cassianus dat heeft opgeschreven in
de Institutis.
Hierover is een voorbeeld te vinden in Caesarius.
Een door woeker en gierigheid rijk geworden ridder lag op sterven. Na zijn dood gebeurde het
dat hij aan de deur kwam kloppen, zodat iemand kwam vragen wie het was. De ridder
antwoordde: “Ik ben de heer des huizes, laat mij binnen!” en hij noemde zijn naam. De knecht
keek door een gat en bevestigde dat hij het was, maar zei: “Ik weet dat mijn heer dood is; ik
laat u er niet in.” De dode bleef op de deur kloppen, maar de knecht liet hem niet binnen. Op
het laatst zei de dode ridder: “Geef dan deze vissen die ik nu eet aan mijn zoon; ik hang ze
hier aan de poort.” De volgende ochtend vroeg vonden ze een lang snoer met een groot aantal
padden en slangen eraan aan de poort gehangen, daar door de dode heer achtergelaten. En
zulk voedsel krijgt men in de hel, gekookt boven het brandende zwavel van de hel.
Uit het Leven van Sint Maarten
U kent vast het verhaal van Sint Maarten die zijn mantel doormidden sneed en de helft aan
een arme bedelaar gaf. Maar er zijn nog veel meer verhalen over hem te vertellen, want hij
heeft nog veel meer heilige dingen gedaan of gezegd. Zoals deze twee voorbeelden uit een
boek met heiligenlevens.
Toen Sint Maarten terugkwam uit Trier kwam er een koe op hem af die door de duivel
opgejaagd was en die al een aantal mensen op de hoorns had genomen. Een paar mensen
volgden de koe op een afstandje, en riepen dat hij moest oppassen. Maar Sint Maarten hield
een hand omhoog en zei 'blijf staan', en prompt stond de koe netjes stil. Toen zag Sint
Maarten de duivel die bij haar op de rug zat en hij wees hem terecht: "Jij kwade geest, ga bij
dat arme dier weg en laat die koe met rust!" En de boze duivel gehoorzaamde hem en vluchtte
snel weg. De koe had meteen door dat ze verlost was en viel de heilige man voor de voeten.
Sint Maarten vroeg dat ze zich weer bij de rest van de kudde voegde, en nog makker dan een
lammetje keerde ze terug. Dit gebeurde rond dezelfde tijd dat Sint Maarten in een brandend
huis wakker was geworden maar toch ongedeerd bleef te midden van de vlammen. Maar over
dat wonder vertel ik nu niet omdat Sulpicius er heel goed over heeft geschreven in zijn brief
aan Eusebius, en nu vertel ik alleen waar hij niet over schreef.
Ook kwam Sint Maarten eens langs een veld dat deels door koeien werd begraasd, deels door
varkens was omgewroet en voor een deel nog volstond met allerlei bloemen en prachtig
ongerept was. Toen zei Sint Maarten dat dat begraasde stuk land een metafoor voor het
huwelijk is, want het huwelijk is nog wel mooi groen maar mist toch de schoonheid van de
bloemen. En onzedelijkheid is alleen maar lelijk, dat zie je aan het modderige stuk land dat
door de varkens was omgewroet. Maar het ongerepte stuk land is juist als de pracht van
ongetrouwde maagden, net zo plezierig met allerlei kruiden en grassen en net zo prachtig met
bloemen versierd.
Ongetrouwd maagd blijven is een heerlijke toestand die met niets te vergelijken is, zo
schitterend alsof het met parels versierd is. Wie maagdelijkheid met onzedelijkheid vergelijkt
is je aan het bedonderen, en wie maagdelijkheid met het huwelijk vergelijkt is dom en
onnozel. Alle wijze mensen zien het verschil tussen deze drie zaken: bij het huwelijk komt
genade kijken, en bij maagdelijkheid past de hemelse pracht – maar onzedelijkheid leidt tot
pijn, tenzij het met spijt en inkeer verholpen wordt.
Waar wil je het over hebben?
Waar wil je het over hebben?
Juist als je een druk en hectisch leven hebt is het heel erg goed om je even af te sluiten van de
wereld en te lezen. De heilige Hiëronymus adviseerde dat bijvoorbeeld aan Celantia, een
getrouwde vrouw. In een brief schreef hij haar dat ze er goed aan deed zich terug te trekken in
haar eigen kamer en de Bijbel en andere goede boeken te lezen en te overdenken. Juist de
verhalen van de heiligen geven de voorbeelden die je kan volgen tijdens je dagelijkse leven.
Door tijd vrij te maken om te lezen wordt het gemakkelijker je andere taken te volbrengen.
Eigenlijk zou je altijd en overal een boek in handen moeten hebben en dat overdenken.
Misschien nu nog niet, maar goed lezen is ook iets dat je moet oefenen: begin eerst te lezen
wat je wel aan kan. Niet ieder boek kan direct door iedereen gelezen worden. Het is
bijvoorbeeld heel erg goed om de Bijbel te lezen, maar sommige delen zijn niet te begrijpen
zonder daarvoor gestudeerd te hebben. Het heeft geen zin om te lezen als je er niets uit leert.
De heilige Augustinus zegt het mooi, je geeft een kind geen voedsel dat het nog niet aankan –
als het nog melk drinkt kan je het nog geen brood geven. En net zo goed moet je erop letten
dat je boeken leest die je kunt begrijpen en waar je wat van kunt leren.
Zorg er dan voor dat je met beleid leest, met je volle aandacht erbij. Blader niet door het boek
heen terwijl je overal kleine stukjes leest, maar begin bij het begin en lees het rustig van voor
naar achter. Kies ook een goed boek dat bij je past en spring niet van het ene naar het andere;
Seneca vergeleek dit met iemand die van allerlei gerechten wat proeft maar nergens echt door
gevoed wordt. En je kan jezelf in evenwicht houden door het lezen af en toe te onderbreken
en eens te overdenken wat je gelezen hebt, of te bidden of wat werk te doen. Zo blijft het ook
plezierig om te lezen.
Het belangrijkste is dat je iets leest waar je wat van opsteekt en waarmee je jezelf kan
verbeteren. Zulke boeken helpen je goede eigenschappen te oefenen en in deugden te groeien.
Dan kan het bijvoorbeeld gaan om stukken uit de Bijbel zoals de brieven van de Apostelen of
het Evangelie of andere devote teksten die simpel en goed geschreven zijn. Maar ook de
levensverhalen van heiligen kunnen je helpen, aangezien zij het goede voorbeeld geven dat je
kan volgen. Veel van deze verhalen staan in de Vitaspatrum – dat betekent ‘Levens van de
Vaders’ – of de Collationes patrum, dat zijn de ‘Gesprekken van de Vaders’. En ook boeken
met uitleg over hoe je kunt bidden zijn nuttig. Als je wil kun je in onze bibliotheek een goed
boek lezen of lenen, of naar de collatie luisteren die hier voorgelezen wordt. Want wat wij
jullie voorlezen is natuurlijk ook nuttig.
Waar wil je het over hebben?
Het is niet vreemd dat je daarover twijfelt. Het is een hele stap en je zit voor het leven vast.
Vele heiligen raden dan ook aan om vrijgezel te blijven, want het huwelijk leidt af van
geestelijke zaken en brengt een hoop zorgen mee. En dat zijn allemaal wereldse zorgen die je
niet hoeft te hebben. De heilige Franciscus bijvoorbeeld werd eens flink gekweld door
vleselijke lusten, zo staat in zijn legende geschreven. Om de kwellingen tegen te gaan trok hij
eerst al zijn kleren uit en geselde zich met een stuk touw, maar dat hielp niet. Dus ging hij
buiten in de sneeuw zitten en hij maakte zeven sneeuwpopjes en zei: “Kijk eens, dit zijn nou
je vrouw, je twee zonen en twee dochters, je knecht en je meid. En nu moet je voor hen
allemaal zorgen! Zorg dat ze kleren hebben, want ze sterven van de kou. En ze moeten
allemaal te eten hebben en goed opgevoed en onderwezen worden. Is dat je teveel? Zorg dan
dat je slechts één Heer dient.” En zo overkwam hij zijn begeerte en bleef vrijgezel. Denk er
goed over na, voor je in het huwelijk stapt.
Nee, zo slecht is het nou ook weer niet. Trouwen is geen zonde, maar het is wel zonde –
vergeef me die woordspeling. Het huwelijk is op zich wel goed, maar het is veel beter om
ongetrouwd en vrijgezel te blijven, daar zijn veel heiligen het over eens. Sint Maarten
bijvoorbeeld vergeleek de ongetrouwde maagdelijkheid met een prachtige bloemenweide,
terwijl de huwelijkse staat een begraasd stuk land is: het is ook mooi en groen, maar het mist
toch de schoonheid van alle bloeiende bloemen en kruiden.
Jazeker, dat kan heel goed. Maar dan moet je wel zorgen dat het een goed huwelijk is. Zo
moet je elkaar echt lief hebben, en dan gaat het niet om het lichaam maar om de persoon. De
heilige Hiëronymus zegt er niets vuiler is dan je partner enkel lief te hebben om hun lichaam,
dat is haast praktisch overspel plegen: hij zegt, “een wijs man houdt van het lichaam van zijn
vrouw uit zijn verstand en niet om zijn vleselijke lust”. Je bent het elkaar ook verplicht in
eendracht te leven en niet iets te doen tegen de zin van de ander. Zo schrijft de heilige Petrus
wel dat de vrouw haar man gehoorzaam moet zijn, maar sint Paulus schrijft ook dat de man
niet wreed mag bevelen of gemeen mag zijn tegen zijn vrouw. En de echtelieden hebben recht
op elkaars lichaam en mogen dat niet zomaar onthouden, dat schrijft hij ook. En als daar
kinderen uit komen moeten zij goed en vroom worden opgevoed en onderwijs krijgen. De
ouders moeten daarbij altijd het goede voorbeeld geven, want uit een voorbeeld is het
makkelijker goede dingen te leren dan alleen door woorden.
Nou, het huwelijk is natuurlijk geen volledige vrijbrief, maar seks hoort er wel gewoon bij.
Beide partners mogen dat verlangen. Maar het moet wel fatsoenlijk blijven en om de juiste
redenen gebeuren, dus om kinderen te krijgen of als je partner er echt om vraagt. En het mag
zeker niet gebeuren op zon-en feestdagen of op vastendagen, of als de vrouw zwanger is, of
als een van de partners hoofdpijn heeft. Maar je moet wel weten dat wie denkt dat een
huwelijk zonder seks niet compleet is de plank volledig misslaan. Dat zegt de heilige
Augustinus ook: als een echtpaar besluit kuis te blijven is dat veel heiliger dan kinderen
proberen te krijgen.
Waar wil je het over hebben?
Het is heel belangrijk om tot innerlijke vrede te komen en zo rust te vinden. Een goede eerste
stap daartoe is om je minder aan te trekken van het oordeel van anderen en je te concentreren
op jezelf. Waak ervoor dat je niet teveel praat en zorg dat je niet teveel onder de mensen bent,
maar trek je juist terug om in de kalmte vrede te vinden. En als je in de drukke wereld staat,
zorg dan dat je anderen niet tot last bent of hindert. Maar als iemand jou kwaad doet of ergert,
verdraag dat dan met geduld en let er niet teveel op. Ga vooral geen kwaad spreken en luister
ook niet naar anderen als ze roddelen, maar zoek goed gezelschap dat je kan helpen.
Dat je innerlijke rust wilt hebben betekent niet dat je maar stil moet zitten niks doen: juist
door je opgewekt toe te leggen op goede werken kan je kalmeren. Help mensen die dat nodig
hebben en als je iemand een dienst bewijst, doe dat dan niet om geprezen te worden of een
beloning te krijgen, maar uit je eigen goede wil. En ook kan je rust vinden in het lezen van
goede en aangename boeken en daarover na te denken, of naar goede gedachten te luisteren.
Probeer daar geen aandacht aan te besteden en alles in kalmte te verdragen. Sla geen acht op
hen of help hen juist verder; door je dienstbaar te maken kun je zelf rust vinden in
nederigheid. Niets is zo kwalijk als een leven vol haat en nijd en steeds met anderen te
twisten. Als je het echt te kwaad maakt, krijg je dan zelfs na je dood geen rust. In de buurt van
Keulen waren er bijvoorbeeld eens twee families die een gruwelijke hekel aan elkaar hadden
en constant in gevecht waren. Nu gebeurde het dat in beide families op dezelfde dag iemand
stierf. Omdat ze tot dezelfde parochie behoorden werden hun lichamen in hetzelfde graf
bijgezet, waar een wonderlijk schouwspel plaatsvond: beide lichamen keerden zich met de
ruggen naar elkaar toe en begonnen met de hoofden en hielen en ruggen naar elkaar te slaan,
alsof het wilde paarden waren. Toen werd een van hen maar ergens anders begraven en dit
gekibbel van de doden werd een bron van eendracht tussen de levenden. Want als hun dode
lichamen op aarde nog zo’n stennis schoppen, hoe verschrikkelijk moet dan wel hun gekijf in
de hel zijn waar ze voor de eeuwigheid geen rust kunnen vinden. Dan is het toch duidelijk dat
eendracht het hoogste goed is.